GRIMM

Title:DE KIKKERKONING
This text will be replaced
Subject:FICTION Scarica il testo


Sprookjes van Grimm

De kikkerkoning

Heel lang geleden - zo lang dat niemand precies weet wanneer - was er eens een koning. Hij was goed en daarom dan ook erg geliefd bij zijn volk. Zijn dochters waren allemaal heel leuk om te zien, maar de jongste was zo bevallig en mooi, dat zelfs de goede zon, die toch al zoveel gezien had, zich er elke keer weer over verbaasde als zij in haar gezicht scheen.

Vlak bij het kasteel van de koning was een groot donker bos en daar, helemaal verstopt onder een oude lindeboom, kon men een bron vinden. Hier zat de jongste koningsdochter graag. het was heel stil en schaduwrijk op deze plek. Als het nu eens een heel warme dag was, ging het meisje naar het bos en zette zich dan op de rand van de koele bron. Daar droomde ze dan wat voor zich heen en was erg tevreden. Ze genoot van het zingen van de vogels, keek naar de bladeren van de bomen die zich in de wind bewogen en ze zag ook wel eens af en toe een hert sierlijk voorbij springen. Ze kon daar zo urenlang zitten, want ze wist dat het kasteel van haar vader vlakbij was. Alleen de bron vond ze een beetje geheimzinnig, want het water was roerloos en diepzwart en hoe men zich ook inspande, men kon nooit tot op de bodem zien. Vaak dacht de prinses erover na of er niet iets bijzonders met de bron aan de hand zou zijn. Dan gooide ze haar bal hoog boven zich tot in de takken van de oude lindeboom en ving hem daarna weer op. Dat kon ze zo de hele middag doen, want dit was haar lievelingsspelletje en niets op de wereld was belangrijker voor haar dan die gouden bal.

Nu gebeurde het op een dag dat de bal niet in haar hand wer opgevangen, maar op de grond stuitte en vandaar in de bron viel. Het meisje schrok vreselijk. Bleek van angst keek ze de bal na, hoe die langzaam onder het wateroppervlak verdween. De bron moest eindeloos diep zijn, zo diep dat men zelfs bij droogt nog nooit tot op de bodem had kunnen kijken. Bij die gedachte begon de prinses te huilen en daar kon ze maar niet mee ophouden, want de bal was haar lievelingsspeelgoed geweest.
En terwijl zij daar zo verdrietig zat, kregen alle dieren uit het bos medelijden met het koningskind. Plotseling riep iemand: "Wat is er aan de hand, prinses? U klaagd zo luid dat men het overal kan horen."
Het meisje keek om zich heen, want het was wat geschrokken en wilde graag weten waar die stem vandaan was gekomen. Toen kreeg ze een kikker in de gaten, die zijn dikke en lelijke kop nieuwsgierig uit het water stak.
De prinses voelde zich wat bang geworden, want nog nooit had ze een levend wezen in het water van de bron gezien. Maar ondanks haar angst riep ze uit: "Ach, kikkertje, ik huil zo omdat mijn gouden bal in het water is gevallen!"
"Wees maar stil en huil niet," antwoordde de kikvors, "ik kan je wel helpen, maar wat geef je me daarvoor terug, als ik je die mooie bal bezorg?"
"Alles wat je hebben wilt, lieve kikker," zei het meisje. "Mijn parels en edelstenen, mijn kroon, kostbare kleren, vele goudstukken, robijnen en diamanten, wat u maar wilt!"
De kikvors antwoordde: "Aan rijkdom heb ik niets, de bron hier verbergt zulke grote schatten, dat de jouwe erbij in het niet verzinken. Nee, ik wil dat allemaal niet, ik heb een heel andere wens en als je die vervult, dan haal ik die bal uit deze diepste van alle bronnen."
"Wat wil je dan, zeg het!" riep de koningsdochter uit.
"Ik zou willen dat je mij van harte liefhad, dat ik je speelkamaraadje mag worden, bij het eten van je bord lekkere beetje krijg en 's nachts naast je mag slapen!"
De koningsdochter stemde toe, want ze dacht bij zichzelf: "Wat een onzin zegt die domme kikker. Hij hoort toch samen met zijn soortgenoten in het water en hij kan toch nooit een speelkamaraadje van een mens zijn."
De kikvors dook onmiddellijk, nadat zij haar belofte had gegeven, tot op de bodem van de bron. Na een tijdje kwam hij weer boven, met in zijn bek de bal die hij de prinses toewierp. De koningsdochter was heel blij toen ze haar geliefde speelgoed weer terugzag. Ze pakt het onmiddelijk op en rende ermee weg. Zij bekommerde zich niet verder over de kikvors. Zelfs niet één keer had ze hem bedankt.
"Hé, wacht toch even op mij," riep deze, "ik kan niet zo hard lopen als jij!"
Maar wat hielp het hem dat hij de prinses zijn "kwak-kwak" nariep, ze keek niet op of om, rende het kasteel binnen en was het arme dier al gauw vergeten.

De volgende dag, zat de prinses samen met haar vader, de koning, aan een feestelijk en rijk gedekte tafel, toen er iets schuifelends en sloffends de marmeren trappen van het kasteel opkwam. Even later werd er aan de deur geklopte en riep een stem: "Prinses, de jongste, doe open!" Het meisje ging, want ze was nieuwsgierig wie daar aan de deur zou zijn. Weer had ze dat onzekere gevoel, zoals ze dat had gehad de dag ervoor aan de bron. Toen de prinses echter open had gedaan en de kikker zag, sloeg zij de deur onmiddelijk en vol ontzetting dicht. Toen ging zij zonder woord te zeggen weer aan tafel zitten.
De koning zag wel dat er iets aan de hand was en vroeg daarom: "Kindje, wat heeft je zo aan het schrikken gemaakt? Staat er een reus voor de deur die je komt halen of zo iets?"
"Ach, wel nee," antwoordde ze, "het is maar een stomme kikvors."
"Wat wil hij dan van je, waarom komt hij hier?" vroeg de koning verder.
"Toen ik gistere in het bos was en bij de bron zat," begon de prinses te vertellen, "viel mijn gouden bal in het water. En omdat ik zo huilde, heeft deze kikvors hem voor mij weer opgehaald. Ik moest hem daarvoor echter beloven dat hij mijn speelkamaraadje zou worden.
Maar ik had nooit gedacht dat hij het meende ne ik wil hem ook niet meer zien. Hij is zo nat en lelijk, ik ben gewoon bang voor hem."

Toen werd er voor de tweede maal geklopt. De prinses werd helemaal bleek. Maar de koning zei: "Ga, mijn kind, en doe voor hem open. Wat men beloofd heeft, moet men ook nakomen!"
Zij ging en liet de kikker binnen, die haar op de voet volgde tot aan de tafel. Toen riep hij dat ze hem moest optillen en dat deed de prinses, nadat de koning haar dat had bevolen.
Eenmaal op de tafel zei de kikvors: "Laten we nu samen lekker eten van je gouden bordje!"
De prinses deed dat weliswaar, maar men kon toch wel goed zien dat ze het niet leuk vond.
De kikker liet het zich goed smaken, maar bij haar bleef elke hap in haar keel steken.
Eindelijk zei hij: "Ik heb nu genoeg en ik ben moe. Draag me naar je slaapkamer, dan gaan we samen in jouw zijden bedje slapen!" De koningsdochter begon te huilen ; ze was bang voor de koude kikker, die ze niet eens durfd vast te pakken en die nu ook nog in haar hemelbed wilde slapen. De koning werd boos en riep: "Hij, die jou in je nood geholpen heeft, mag je later niet verachten." De prinses pakte het dier op met twee vingers, droeg hem naar boven en zette hem in een hoek.
Daarna wilde zij de kamer uitgaan, want ze vond het helemaal niet leuk om samen met de kikker te slapen. Maar ze had niet voldoende opgelet. Hij kroop onder de deur door en liep haar achterna.
Ze rende van angst door het hele kasteel. Hij volgde haar door de lange gangen en als ze dacht even ontsnapt te zijn, dook hij weer voor haar op. Verbaasd keken de wachten en dienaren naar de kikker, want het was een grappig gezicht om het dikke dier zo door de lange gangen te zien huppen. Maar de kleine prinses vond het helemaal niet grappig, ze had liever gehuild, maar omdat een koningsdochter dat niet past, liet ze het maar achterwege.
Ze klom de hoogste toren op van het kasteel en vandaar zou ze hem laten vallen. Maar hij ontglipte haar en zei: "Prinses, waarom doe je zo vijandig tegen mij? Ik hou toch van je, kom, laten we gaan slapen!"
Ze schreeuwde daarop: "Zwijg!"
En met slepende voeten sloeg zij de richting van haar slaapkamer in. Ze zou zich in haar noodlot schikken, want ze zag in dat er geen uitweg meer mogelijk was. Plotseling kreeg zij een idee ; ze liet haar hondje komen en zij hoopte dat de kikker bang voor hem zou zijn en dan weg zou lopen.

De kikker was haar tot ...